Plaat bespiegeling
Nicole Spaans blogt
Op zaterdag 14 september, tijdens Open Monumentendag 2019, verzamelden zo’n dertig Culemborgers zich voor de onthulling van de grafelijke haardplaat. In de jongensvleugel van het weeshuis trok wethouder Joost Reus samen met de voorzitter van de kasteeltuin Channa Cohen Stuart, met een zwierig gebaar het doek van de plaat. Zoals Joost Reus aangaf; we zijn dankbaar dat dit Culemborgse erfgoed weer in de stad te zien is, in de openbare bibliotheek en onder de hoede van het Elisabeth Weeshuis Museum.

Ja, het mooist zou het zijn geweest als de haardplaat op zijn oorspronkelijke locatie zou zijn teruggekeerd, daar waar hij lang geleden dienst deed: het Culemborgse Kasteel, nu de Kasteeltuin. Maar veel plek is er niet in de Groene Schuur en de Kasteeltuin is in de winter dicht. Bovendien hoort de plaat in een grote haardplaats en die was voor handen in het weeshuis. Er zijn in z’n algemeenheid veel haardplaten bewaard gebleven, maar dit is een plaat met een bijzonder verhaal. Door de plaat te ‘lezen’ en informatie erover te combineren kunnen we een aantal zaken met zekerheid over deze circa 335 jaar oude gietijzeren haardplaat zeggen.
Om te beginnen staan de namen van Georg Frederik graaf van Waldeck (1620-1692) en zijn echtgenote Elisabeth Charlotte (van Nassau-Siegen) gravin van Waldeck (1626-1694) op de plaat. Daaruit maken we op dat de plaat van hen was en zeer waarschijnlijk ook werd gemaakt in opdracht van het paar. Toen de plaat werd vervaardigd was Georg Frederik al graaf van Culemborg, want het wapen van de stad, de drie zuilen, is opgenomen in het wapenschild onder zijn naam. In 1664 volgde deze Duitse vorst zijn neef Hendrik Wolraad van Waldeck op, toen deze op 22 jarige leeftijd overleed. De plaat dateert dus zeker van na 1664. Nog een aanwijzing voor de datering is de vorstenhoed, kroon met een golvend bovendeel boven de namen, gedragen door engelen. In 1682 werd Georg Frederik van Waldeck tot rijksvorst verheven door de Duitse keizer Leopold I. Aangezien Georg Frederik in 1692 overleed moet de plaat dus tussen 1682 en 1692 zijn gemaakt.
We weten dus nu wanneer de plaat werd gemaakt, maar nog niet precies voor welke plaats. De plaat zou volgens gegevens van het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten, dat de plaat in maart aan het Culemborgse museum schonk, afkomstig zijn van het Culemborgse kasteel. Er is geen reden om aan de juistheid ervan te twijfelen. In 1812 kocht mr. A.C.S. Ten Bokkel (1761-1832) de haardplaat voor zijn Aaltense huis, Hoekstraat 5, op een veiling van de inboedel van het Culemborgse kasteel. Dat het hier om de inboedel van de Nederhof moet gaan, wordt onderschreven door twee feiten. In 1812 restte alleen nog de Nederhof van het ooit imposante kasteelcomplex. In 1735 werd het hoofdgebouw gesloopt, in 1767 de Witte Toren en in 1812 werdem de gebouwen van de Nederhof voor afbraak verkocht.
Sinds het Rampjaar 1672 was het hoofdgebouw van kasteel al niet meer bewoonbaar en had de graaf zijn woonresidentie verplaatst naar de stad, De Nieuwe Hof, aan de Everwijnstraat. Daar zal hij overigens niet vaak zijn geweest, omdat hij als veldheer bijna permanent onderweg was in Europa. Nog wel was in de regeerperiode van Georg Frederik de Nederhof in gebruik als bestuurscentrum. De grafelijke Raad- en Rekenkamer en het Leenhof waren er gevestigd. Eigenlijk is het heel logisch dat Georg Frederik, nadat hij de prestigieuze titel rijksvorst had verworven, de plaat liet maken voor het Culemborgse bestuurscentrum. Hij toonde er onomwonden zijn machtige positie in het graafschap, dat hij onbeschaamd als melkkoe gebruikte. Anno 2019 is de unieke plaat te zien op een openbaar toegankelijke plaats. Niet om te imponeren, maar om met een authentiek voorwerp onze geschiedenis in beeld en daarmee dichterbij te brengen.
Mijn dank gaat uit naar Joost Reus, onze wethouder, die keer op keer laat blijken dat hij het museum en de stadshistorie een warm hart toedraagt. Ook bedank ik de Stichting Kasteeltuin en stadshistoricus Bert Blommers met wie ik samen het bijschrift voor de plaat schreef. En dankzij de Museumvrienden kon de loodzware plaat door Verhuisbedrijf Van Sterkenburg naar Culemborg worden vervoerd. Tot slot wil ik Peter Otten, penningmeester van Historisch Genootschap Voet van Oudheusden bedanken. Bert en ik wisten van de Culemborgse haardplaat in Aalten, maar het was Peter die mij de suggestie deed aan het museum in Aalten te vragen de plaat ‘terug te geven’. U ziet, in Culemborg doen we de dingen samen. Het museum staat hiermee letterlijk en figuurlijk midden in de stad.