Illustratie: Suzanne Huijs
Ambachtsjongen in crisistijd
David van der Pijll (1744 – 1816)
In Davids tijd gaan stad en graafschap Culemborg gebukt onder een diepe crisis. Als halfwees mag hij het weeshuis in, maar daar is het ook geen vetpot. Elf jaar lang werkt David hard om verschillende ambachten te leren. Thuis in het weeshuis wordt het steeds stiller.
Midden 18de eeuw is de laatste graaf vertrokken, Culemborg achterlatend met een enorme schuldenlast. Overstromingen zetten stad en land onder water. Voedsel is duur en Culemborgers zijn arm. Ze trekken weg of sterven massaal aan dysenterie, pokken en malaria.
Overkomt dit ook Davids vader? Zijn moeder moet in 1750 alleen rondkomen met vijf kinderen en klopt aan bij het weeshuis. Alleen de 6-jarige David en zijn zus Adriaentje mogen komen. Nadat ze zijn gewassen en geknipt, krijgen ze weeshuiskleding aan. Toen ook al met een E op de linkermouw.
David en zijn zusje profiteren nog net van ruimhartige opnameregels. Maar door de crisis komt ook het weeshuis steeds moeilijker rond. De volle slaapzaal en de drukke eetzaal worden jaarlijks leger, merkt David. In 1759 is zestien kinderen het maximum. De kinderen eten samen in de jongenseetzaal. De Spinzaal, kelder en ziekenkamer gaan in de verhuur.
Als 7-jarige leert David al voor zijdelintmaker. Ook die bedrijfstak valt ten prooi aan de crisis, en de protectoren besteden David uit bij een kleermaker. Daarna werkt hij zes jaar bij een schoenmaker, met wie hij nieuwe schoenen maakt voor de weeskinderen. David verdient enkele guldens, oplopend naar 25 gulden per jaar. Voor het weeshuis. Van zijn wekelijkse ‘speelgeld’ koopt hij snoep of een priktol.
’s Morgens tot 11 uur werkt David bij zijn baas. Dan komt hij thuis voor een uur les en het middagmaal. ’s Avonds om 8 uur is hij pas terug voor het avondeten. De weesvader leert de jongens lezen en schrijven. In twee werkjes vinden we: ‘David van der Pijl, out 15 jaren’ en ‘David van der Pijll, oudt 17 jaren’. Op donderdag krijgt hij Hervormd godsdienstonderwijs en zondags gaan de kinderen tweemaal naar de kerk. Dat valt bij David in goede aarde, want voor zover bekend is hij de enige Elisabethwees die belijdenis doet.
Bij zijn vertrek in 1762 krijgt de 18-jarige David een kledinguitzet mee en 3 gulden voor gereedschap. Nu kan hij zelf de kost verdienen. Het kwakkelende Culemborg verruilt hij voor het meer welvarende dorp Schoonrewoerd, bij Leerdam. Werkt David er als schoenmaker, of begint hij een eigen boerderij? Op zijn 33e trouwt hij met Lijsbeth Vergeer, of ze een gezin stichten is onbekend. David overlijdt in Schoonrewoerd, 71 jaar.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 48 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.
Bij het onderzoek naar het leven van de weeskinderen en de samenstelling van de verhalen over hen is de uiterste zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks onjuistheden in voorkomen dan verzoeken wij u deze te melden.