Het wemelt van de wezen – in verhalen, boeken en films
Nicole Spaans blogt
Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud en/of de afloop van de twee besproken boeken.
Als je van lezen houdt, is het je vast al eens opgevallen. In de literatuur komen ze vaak voor: wezen en halfwezen. Heel vaak zelfs. Voor het weeshuismuseum een intrigerende kwestie. Waarom wordt het karakter van het kind dat er alleen voor staat in de wereld toch zo vaak als personage gekozen? Wanneer begon dat en hoe ontwikkelde het personage zich in de loop van de tijd? We wijden er in het museum een tentoonstelling aan. De komende maanden Wemelt het van de wezen op de weeshuiszolder!
Hier op onze website leest u meer over de expositie. Ik neem u in deze blog mee naar de wereld van de boeken. Ik kies twee van mijn favorieten: De acht bergen van Paolo Gognetti en De ommegang van Jan van Aken. Want ook daarin spelen weeskinderen een belangrijke rol.
In de NRC van 15 september 2017 beschrijft Margot Poll zeer treffend en compact waar het in De acht bergen om draait: “‘Mijn vader is een lastige man geweest. Dominant en vermoeiend. Als hij in de buurt was, bestond alleen hij: zijn karakter eiste dat onze levens om het zijne draaiden.’ Zo omschrijft hoofdpersoon Pietro zijn vader in de Italiaanse roman De acht bergen. De vader-zoonverhouding is een intrigerende constante in het verhaal van de Italiaanse schrijver Paolo Cognetti (1978), aan wie begin juli de belangrijke Italiaanse literatuurprijs Premio Strega werd toegekend.”
De moeizame vader-zoonrelatie en de zoektocht van de zoon Pietro naar het ware karakter van zijn gesloten en afstandelijke vader vindt plaats tegen het overweldigend fraaie decor van de Noord-Italiaanse bergen.
De vader van Pietro blijkt getekend door een traumatische ervaring. Als weeskind komt hij in huis bij een familie, die later zijn schoonfamilie wordt. Hij raakt zeer goed bevriend met de zoon des huizes en zal later trouwen met de dochter. Als de jongens een ski-tour maken, verongelukt de zoon. De vader van Pietro, beter getraind en meer ervaren in de bergen, krijgt direct alle schuld: het ‘onechte’ kind overleeft, het ‘echte’ kind sterft. Het tragische is dat Pietro dit pas na de dood van zijn vader ontdekt. Nu begrijpt hij zijn stugge, zwijgzame vader en diens drang de bergen te willen bedwingen. Het stelt hem in staat zijn grote liefde voor de bergen, die zijn vader hem bijbracht, te omarmen.
Daarnaast las ik, als liefhebber van historische romans, De ommegang van Jan van Aken. Het boek werd in 2019 zeer terecht genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2019. Een prijs die hij wat mij betreft verdiend had te winnen. Als je De naam van de roos van Umberto Eco hebt verslonden, is De ommegang beslist een aanrader.
De hoofdpersoon van het boek is Isidorus van Rillington, die rond 1373 te vondeling wordt gelegd bij het klooster Bellalanda in Yorkshire, dat in historische bronnen voorkomt onder de naam Byland. Poortwachter Giles voedt Isidorus op en leert hem lezen, schrijven en brengt hem de kunst van het onthouden bij.
Van Aken kiest niet voor niets voor een vondeling als hoofpersoon. Er is niets beter kneedbaar dan een kind zonder ouders. Of zoals Machiel Bosman het in zijn boek Het weeshuis van Culemborg 1560-1952 verwoordt: ‘En geen plooibaarder doelgroep dan weeskinderen, die bij gebrek aan ouders niet aan invloeden van buiten bloot staan.’ Hij zegt dit als hij het heeft over de betrokkenheid van pater jezuïet Hezius bij de stichting van het weeshuis, ‘om zo een nieuwe godvruchtige generatie van katholieken op te voeden die op intellectueel vlak de strijd met de gereformeerden aankan.’
Heel anders dan de Culemborgse wezen, leert Isidorus de klassieken uit zijn hoofd, om te beginnen Rhetorica ad Herennium en vervolgens De architectura, tien boeken over de bouwkunde van Vitruvius. In zijn geheugen creëert hij een gebouw met kamers, waarin hij kennis opslaat. Het gebouw groeit uit tot een stad, naarmate hij meer kennis verwerft. Hij kan bij die kennis door een imaginaire ‘ommegang’ te maken door het gebouw.
Ook als Isidorus opgroeit kan hij gemakkelijk – zonder familiebanden – gaan en staan waar hij wil. Hij gaat naar Oxford, Parijs en Bologna om te studeren, reist als heelmeester en architect naar China en weer terug om uiteindelijk in Konstanz aan de Bodensee terecht te komen, waar tijdens het Concilie in 1415 wordt gezocht naar een oplossing voor problemen die de katholieke kerk dan bedreigen.
De ommegang heeft ook veel weg van een sprookje, waarin de wees of de halfwees – denk aan De Sneeuwkoningin van de Deense schrijver Hans Christian Andersen – tal van avonturen beleeft om uiteindelijk nog lang en gelukkig te leven. Alleen loopt het met Isidorus anders af.
We horen graag via Facebook of in het museum van u welke verhalen, boeken of films u kent, waarin een rol is weggelegd voor wezen. Want er zijn er nog veel meer!