Illustratie: Suzanne Huijs
Rondjes om het perk
Japie van Schie (1924-1944)
Op een foto uit 1942 staan vijf meisjes gearmd voor het Elisabeth Weeshuis. Achter het raam is nog iemand te zien: ogen dichtgeknepen tegen het felle licht, een dikke jas aan. Het is hartpatiënt Japie van Schie. Moeder Mees heeft weinig geduld met hem.
Japie is net geboren als moeder Christina in 1924 trouwt met weduwnaar Willem van Schie. Zelf heeft ze dan al drie kinderen. Wanneer Willem in 1930 overlijdt, telt het gezin vijf kinderen. Mogen ze allemaal het weeshuis in, vraagt Christina. De oudste drie, Christina, Lambertus en Japie, worden toegelaten.
Met zijn ernstige hartkwaal kan Japie moeilijk lopen. Meedoen met de andere kinderen lukt niet. Een poos ligt hij op de ziekenkamer, de deur staat open. Regelmatig loopt een weesmeisje naar binnen om hem gezelschap te houden of om voor te lezen. Maar Japie moet vooral veel rusten.
In mei 1940 breekt de oorlog uit. Uit angst voor een bombardement moeten Culemborgers evacueren. De weeskin deren lopen naar Beusichem om op een hooizolder te bivakkeren. Japie gaat met de kruiwagen. Nederland capituleert en al na één nacht kunnen ze terug naar Culemborg.
In 1944 werkt Japie korte tijd bij drukkerij Brulo in de Zandstraat, maar hij is te ziek en moet stoppen. Ondertussen wordt moeder Mees bij de protectoren op het matje geroepen. Japie is lastig, erkent de rentmeester, maar dat komt ook omdat hij ziek is. Daar mag moeder Mees wel eens rekening mee houden. Zo niet, dan kan ze haar biezen pakken. Het loopt anders.
Japie zit in de kerk en kan niet zelf naar huis lopen. De weesvader komt hem ophalen. Oudwees Nelly den Brabander getuigt: ‘Thuis gekomen moest het kind voor straf rondjes om het grote perk lopen. ’s Avonds tijdens het eten kreeg Japie geen hap door zijn keel, hetgeen hem dezelfde straf bezorgde. Ik weet niet precies hoe vaak hij om het perk heen moest lopen. Maar als je hem zag sjokken: dat kind kon gewoon niet meer.’
Japies moeder Christina beklaagt zich over de slechte behandeling van haar zoon, waarbij ze weesmoeder Mees flink bij haar arm grijpt. Die beent naar presidentprotector Laan, waar Christina net haar verhaal heeft gedaan. De protectoren besluiten dat Japie onmiddellijk terug naar zijn moeder moet. Naast wat daags goed en een paar schoenen mag hij ook zijn zondagse pak meenemen.
Drie weken later wordt de 19jarige Japie begraven, waarschijnlijk in hetzelfde pak. Op zijn overlijdensakte staat bij beroep: kappersleerling. Was dat zijn droom?
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 48 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.
Bij het onderzoek naar het leven van de weeskinderen en de samenstelling van de verhalen over hen is de uiterste zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks onjuistheden in voorkomen dan verzoeken wij u deze te melden.