Illustratie: Suzanne Huijs
Familie is alles
Maria Koedam (1815-1870)
Als Maria in 1823 de poort van het Elisabeth Weeshuis binnengaat, is niets meer hetzelfde. Ze mist haar familie, maar werkt hard op school. Samen met haar man start ze een eigen kruidenierszaak. Maar haar grootste wens, een eigen gezin, gaat niet in vervulling.
Maria’s ouders Arie en Seijgje wonen op een boerderijtje in de Zandstraat, net buiten de stadspoort. Na de geboorte van Nicolaas verhuizen ze naar de Beusichemse polder Terweijde. Hier wordt Dirk geboren. Plotseling overlijdt de 27-jarige moeder Seijgje. Ze laat vader Arie achter met Maria van bijna 6, Nicolaas van 4 en Dirk van 2. Als ook vader overlijdt, gaat de 8-jarige Maria naar het Elisabeth Weeshuis. Haar broertjes moet ze achterlaten bij familie.
In het weeshuis leert moeder Elias haar breien, handwerken en aardappels schillen. Op zondagochtend gaat de Hervormde Maria met vader Wittermans naar de kerk. ’s Middags mogen de kinderen wandelen en eens per maand op familiebezoek. Misschien gaat Maria naar oma. Of naar oom Johannes Koedam, waar broertje Nicolaas inwoont. Bij andere familie zal ze ook Dirk wel eens zien.
Nicolaas is in 1825 oud genoeg om ook naar het weeshuis te komen. De kinderen zien elkaar, al is het vluchtig, tijdens het eten, bij de schoollessen en in de kerk. Broertje Dirk moet een jaar later naar het weeshuis in Buren. Naar Culemborg is onmogelijk vanwege de strenge toelatingsregels. Het contact met zijn zus en broer wordt er jarenlang door verbroken.
Maria is een goede leerling. Op Elisabethdag 1831 en 1832 wint ze met haar rapport de eerste prijs. Ook godsdienst gaat goed: in 1832 wordt Maria lid van de Hervormde kerk. Een jaar later is ze 18 en moet ze het weeshuis verlaten. Ze krijgt een uitzet mee van kleding, schoenen en 3 gulden.
Maria komt terecht in Grave, een levendige garnizoensstad in Noord-Brabant. Ze werkt als inwonend winkelmeisje bij een rijke mevrouw met een bierbrouwerij en een winkel. Dan leert ze Johannes Vosch kennen, die net als Maria zijn moeder jong verloor. Ze trouwen in 1853. Bijna twintig jaar werken ze samen hard in hun eigen kruidenierswinkel. Daarnaast zit Johannes als koetsier op de diligence.
Tot hun grote verdriet worden eerst een jongetje, dan een meisje levenloos geboren. Bijna tien jaar later, in 1864, komt er toch een kind in huis: neefje Gerardus. Zijn moeder is kort na zijn geboorte gestorven. Maria en haar man nemen hem liefdevol op.
Dan overlijdt Maria in 1870, 55 jaar. Johannes trouwt met hun winkelbediende Hendrina. Samen blijven ze zorgen voor de jonge Gerardus.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 48 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.
Bij het onderzoek naar het leven van de weeskinderen en de samenstelling van de verhalen over hen is de uiterste zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks onjuistheden in voorkomen dan verzoeken wij u deze te melden.