Illustratie: Suzanne Huijs
Liefste oma kletskous
Mechtelina Johanna van Veen (1920-1996)
Lang gezicht, ogen dicht bij elkaar en een scheiding links in het haar: Lien van Veen is op weeshuisfoto’s goed te herkennen. Soms kijkt ze ondeugend, soms bozig. Tegenslag en verdriet tekenen haar leven. Wat ze zelf te kort komt, geeft ze uiteindelijk haar (klein)kinderen: heel veel liefde.
Als Lien 7 is, overlijdt haar vader, kolenarbeider Ernst van Veen. Moeder Johanna overlijdt twee jaar later aan tuberculose. Lien komt samen met haar broertje Jo (5) in het weeshuis terecht. Haar broertje ziet ze nauwelijks: jongens en meisjes leven gescheiden. Gelukkig vindt Lien gauw een vriendin: Maaike Sterk. Ze liggen naast elkaar op de slaapzaal.
Op een keurige groepsfoto uit 1930 is Liens beeltenis bewogen. ‘Snel opmerkingen, buitengewoon druk’, staat in bewaarde notities. Ze haalt kattenkwaad uit en krijgt vaak op haar kop. Op haar 19e verlaat Lien het weeshuis.
Niet veel later ontmoet ze de liefde van haar leven: meubelmaker Jo van Hillo. Zijn familie is als een warm bad. Ze verloven zich, maar Jo wordt in de oorlog tewerkgesteld in Duitsland en keert niet meer terug. Lien is ontroostbaar. In het kerkboekje dat ze meekreeg uit het weeshuis bewaart ze Jo’s bid prentje, maar dit boekje raakt ze kwijt.
In Zeist werkt Lien als dienstbode bij verschillende gezinnen. Ze wordt er soms als voetveeg behandeld. Eén keer is ze er gewoon vandoor gegaan en teruggefietst naar Culemborg. Daar trouwt ze in 1948 met arbeider Johannes Piek. Het is geen warm huwelijk en ze hebben het niet breed. Haar nieuwe schoonfamilie accepteert haar niet: ‘Ze is maar een wees’. Het stel krijgt twee zoons: Hans en Frank. Lien heeft veel zorgen om Frank, die spierdystrofie heeft. Het gezin verhuist in de jaren ’60 naar een fijn huis op Tulpstraat 10.
In 1996 vindt Hans op een boekenmarktje – als een wonder – het oude kerkboekje van Lien terug. Met haar naam en het bidprentje er nog in. Ze krijgt het nog net in handen op haar sterfbed.
Over haar verleden in het weeshuis sprak Lien zelden, aldus haar schoondochter en kleinzoon. Wat ze daar niet had, gaf ze haar twee kinderen en vier kleinkinderen driedubbel. Ze was een lieve, zorgzame (schoon)moeder en de liefste oppasoma. De uitzetkist met haar initialen uit het weeshuis was jarenlang de speelgoedkist.
Oma Lien praatte met luide stem plat Kuilenburgs. Ze liep met kwieke passen, kon razendsnel aardappels schillen en heeft altijd veel gebreid en gehaakt – iets wat ze leerde in het weeshuis.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 52 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.