Illustratie: Suzanne Huijs
Verbannen naar Veenhuizen
Willem Mastbraak (1824-1836)
Willem belandt na de dood van zijn ouders in het Elisabeth Weeshuis. Zijn voorbeeldige gedrag levert hem een mooie geldprijs op. Maar het gaat mis. De 10-jarige Willem steelt, meerdere keren. Straf en uitsluiting maken het alleen maar erger. De protectoren zien nog maar één oplossing: Willem naar Drenthe sturen.
In 1830 overlijden binnen zes maanden vader en moeder Mastbraak. Willem (5) vindt met zijn zus Maria (7) en broertje Stefan (4) onderdak bij een oom en tante. Zij kunnen de drie kinderen onmogelijk onderhouden. Al snel mag Maria naar het Elisabeth Weeshuis, Willem volgt een jaar later.
Willem doet het goed. De protectoren zijn zo tevreden over zijn gedrag dat hij een aanmoedigingsprijs van 25 gulden krijgt. Maar rond zijn 10e gaat Willem stelen. In 1834 laten de rentmeester en de weesvader hem zelfs een nacht opsluiten in de kerkers van het stadhuis. Op Elisabethdag datzelfde jaar mogen alle weeskinderen liedjes en versjes voordragen aan de protectoren, behalve Willem. Daarna betrapt de weesvader hem nog drie keer op diefstal. Zelfs het huishoudgeld van de weesmoeder is niet veilig.
De protectoren nemen een vergaand besluit. ‘Als laatste redmiddel’ moet Willem naar de Maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen. Uit het hele land worden hier bedelaars, zwervers en wezen naartoe gebracht. Om de grond te ontginnen en het vak van boer te leren. Kinderen krijgen goed onderwijs, alles met tucht en discipline.
Op 3 juni 1835 vertrekt Willem met zijn begeleider, een oudprotector. De Culemborgse bode neemt ze mee naar Utrecht. Daar stappen ze op de trek schuit naar Amsterdam. Een beurtschip per brengt hen over de Zuiderzee naar Meppel. De laatste 45 kilometer wande len ze vermoedelijk langs akkers en weilanden. Na drie dagen zijn ze eindelijk in Veenhuizen.
Willem komt in het Derde Gesticht, waar honderden weeskinderen zijn ondergebracht. In grote slaapzalen, per zestig kinderen een kindervader of kindermoeder. Hij krijgt nummer 185. Om weglopen tegen te gaan, wordt dat direct op zijn kleding genaaid. Elke dag gaat Willem twee uur naar school. De rest van de dag werkt hij op het veld, om zo zijn verblijf te bekostigen.
Was het eenzaamheid, uitputting, of roodvonk? Binnen een jaar na aankomst overlijdt Willem in de ziekenbarak van Veenhuizen, 11 jaar oud. De protectoren ontvangen een nieuw opnameverzoek: nu de kosten voor Willem zijn vervallen, mag zijn broertje dan komen? In oktober 1836, drie maanden na zijn broers dood, wordt de 10jarige Stefan Mastbraak opgenomen in het Elisabeth Weeshuis.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 52 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.