Illustratie: Suzanne Huijs
‘Een nooit gezien gelaat’
Willemijntje Pesselse (1770-1815)
Dichter Willem Kloos schreef in 1894 een droevig sonnet: ‘Aan de nagedachtenis van Anna Cornelia Amelse, mijn moeder’. Zij overleed toen hij 1 jaar was. Wist Willem dat veel van zijn eigen voorouders ook nauwelijks hun eigen moeder hebben gekend? Het begint bij zijn Culemborgse overgrootmoeder: Elisabethwees Willemijntje Pesselse.
De 9-jarige Willemijntje verliest in 1779 haar moeder, en een jaar later ook haar vader. De tien kinderen Pesselse blijven ouderloos achter. De twee jongste kinderen, Willemijntje en haar broer Johannes, worden opgenomen in het ‘Weeshuijs binnen Culenborch’. Met zo’n tien kinderen zit het weeshuis allesbehalve vol. Genoeg ruimte en geld voor meer kinderen, maar de protectoren houden de hand op de knip. Behalve de binnenouders zijn er buitenmoeders. Vrouwen van de protectoren die zorgen voor de huishouding, ‘de educatie der kinderen’ en kleding. De kinderen hebben het betrekkelijk goed, lijkt het.
Als Willemijntje na negen jaar het weeshuis verlaat, achten de protectoren haar ‘bekwaam om de kost te winnen of te dienen’. Zou ze ergens een dienstje hebben gekregen? In 1794 duikt de 24-jarige Willemijntje op in Amsterdam, wanneer zij trouwt met bakker Johannes Kloos. Ze wonen comfortabel, in een fijn huis aan de Prinsengracht. Binnen 16 jaar krijgt het paar zeven kinderen.
Op 12 februari 1815 overlijdt Willemijntje op 44-jarige leeftijd. Wat Willemijntje zelf ervaren heeft, gebeurt nu ook haar kinderen: ze moeten al jong hun moeder missen. Haar jongste dochter Elisabeth is een nakomertje en pas 3 jaar oud. Zoon Johannes heeft haar nog gekend, maar in zijn eigen gezin herhaalt het drama zich. Johannes trouwt in 1822 met Christina Hartman en samen krijgen ze een zoon, ook Johannes genoemd. Maar Christina overlijdt als hij nog maar 6 jaar oud is. De alleenstaande vader voedt zijn zoon alleen op.
Zoon Johannes sticht in 1858 zelf een gezin met Anna Catharina Amelse. En weer slaat het noodlot toe. Zij overlijdt aan tuberculose en laat een zoontje van 1 jaar achter: de latere dichter Willem Kloos. ‘Haar gelaat’ heeft Willem dus nooit echt gezien, zoals hij schrijft in zijn sonnet. Vader hertrouwt al snel, maar Willems jeugd is eenzaam. Hij wordt bekend als een van de Tachtigers, een vernieuwingsbeweging in de Nederlandse literatuur. Kloos schrijft meerdere sonnetten over zijn jeugd, waarin zijn stiefmoeder en vader er niet goed vanaf komen. De gekwelde dichter wordt 78 jaar, maar overlijdt kinderloos. Hij droeg vier generaties van vroeg verlies met zich mee.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 48 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.
Bij het onderzoek naar het leven van de weeskinderen en de samenstelling van de verhalen over hen is de uiterste zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks onjuistheden in voorkomen dan verzoeken wij u deze te melden.