
Illustratie: Suzanne Huijs
Tucht, reinheid en regelmaat
Kees Blitterswijk (1906-1983)
De moeder en grootouders van halfwees Kees kunnen niet voor hem zorgen. Hij groeit op met de regels van het Elisabeth Weeshuis: tucht, netheid en regelmaat. Na zijn vertrek begint Kees opnieuw. Hij kiest zelf een vak en krijgt een eigen familie. Toch blijft zijn weeshuisjeugd hem achtervolgen.
De zorgzame Arie Blitterswijk overlijdt in 1911 aan tuberculose. Zijn vrouw Dirkje blijft achter met Jan (bijna 8) en Kees (bijna 5), ‘te jong dit treurige verlies te beseffen’ – aldus de rouwadvertentie. Alleen voor hen zorgen kan ze niet. En zo komen de jongens al snel terecht in het Elisabeth Weeshuis.
Een periode waarin veel halfwezen door hun ouder worden teruggeëist. Maart 1917 haalt ook moeder Dirkje de jongens weer naar huis, bij hun grootouders. In december moeten ze alweer terug naar het weeshuis. Grootvader kan ze onmogelijk onderhouden.
Kees en Jan gedragen zich goed en doen hun best op school. Maar Jan krijgt tuberculose en moet het weeshuis verlaten. Kees (12) blijft alleen achter. Samen met twee andere jongens vraagt hij de protectoren ‘toestemming om een opleiding tot kantoorklerk en boekhouder te volgen’. Nee, is het antwoord, ‘een kundig ambachtsman kan tegenwoordig veel meer geld verdienen dan een kantoorklerk.’
Kees moet naar meubelfabriek Palumbus. Via directeur Cornelis Dresselhuijs, broer van protector Adriaan Dresselhuijs, weten de protectoren precies wat Kees daar uitvoert. Een keer is hij ‘lui en een slecht voorbeeld’, dan zijn ze weer ‘zeer tevreden’. Tot blijkt dat Kees zijn salaris niet wil afgeven.
In 1922 vertrekt Kees (18) en maakt een nieuwe start. ‘Kees’ wordt ‘Cor’ en hij stopt bij de meubelfabriek. In epilepsiekliniek Meer en Bosch in Heemstede begint hij een interne opleiding als psychiatrisch verpleger. Daarna werkt hij jarenlang intern, eerst bij ‘krankzinnigengesticht’ Oud Rosenburg in Den Haag, dan in ‘Gesticht St. Geertruiden’ te Deventer.
De lieve, zorgzame verpleegster Margje Treur wordt in 1934 zijn vrouw. Ze is dan al hoogzwanger. Pas na drie jaar gaan ze met hun dochter samenwonen in Gouda. Cor stapt over van de psychiatrie naar de verpleegkunde. Nog vier kinderen komen ter wereld. Ze groeien op in de slagschaduw van Cors jeugdjaren in het Elisabeth Weeshuis: met tucht, netheid en regelmaat. Bij Margjes overlijden in 1957 is Cor pas 51 en zijn jongste dochter 11. Twee jaar later trouwt hij met een andere lieve vrouw, een tweede moeder voor zijn kinderen.
Na zijn pensioen met 55 jaar komt Cors jeugddroom alsnog uit: een administratieve baan, eerst bij een administratiekantoor, daarna bij de Nederlandsche Middenstandsbank. Hij overleeft ook zijn tweede vrouw en overlijdt op de leeftijd van 76 jaar.
Dit verhaal is onderdeel van het project Wij waren wees waarin vrijwilligers samen met museummedewerkers de levensverhalen van 48 kinderen die opgroeiden in het Culemborgse Elisabeth Weeshuis onderzoeken. Lees meer over Wij waren wees.
Bij het onderzoek naar het leven van de weeskinderen en de samenstelling van de verhalen over hen is de uiterste zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks onjuistheden in voorkomen dan verzoeken wij u deze te melden.