
In Davids tijd gaan stad en graafschap Culemborg gebukt onder een diepe crisis. Als halfwees mag hij het weeshuis in, maar daar is het ook geen vetpot. Elf jaar lang werkt David hard om verschillende ambachten te leren. Thuis in het weeshuis wordt het steeds stiller.
Midden 18e eeuw is de laatste graaf vertrokken, Culemborg achterlatend met een enorme schuldenlast. Overstromingen zetten stad en land onder water. Voedsel is duur en Culemborgers zijn arm. Ze trekken weg of sterven massaal aan dysenterie, pokken en malaria.
Overkomt dit ook Davids vader? Zijn moeder moet in 1750 alleen rondkomen met vijf kinderen en klopt aan bij het weeshuis. De 6jarige David en zijn zus Adriaentje mogen komen. Zoals gebruikelijk worden ze eerst gewassen. Daarna wordt hun haar afgeknipt en krijgen ze weeshuiskleding aan. Dan ook al met een E op de linkermouw.
David en zijn zusje profiteren nog net van ruimhartige opnameregels. Maar door de crisis komt ook het weeshuis steeds moeilijker rond. De volle slaapzaal en de drukke eetzaal worden jaarlijks leger, merkt David. In 1759 is 16 kinderen het maximum. De kinderen eten samen in de jongenseetzaal, het huidige Leescafé. De Spinzaal, kelder en ziekenkamer gaan in de verhuur.
Als 7-jarige leert David al voor zijdelintmaker. Ook die bedrijfstak valt ten prooi aan de crisis, en de protectoren besteden David uit bij een kleermaker. Daarna werkt hij zes jaar bij een schoenmaker, met wie hij nieuwe schoenen maakt voor de weeskinderen. David verdient enkele guldens, oplopend tot 25 gulden per jaar. Voor het weeshuis. Van zijn wekelijkse ‘speelgeld’ koopt hij wat snoep of een priktol.
’s Morgens tot 11 uur werkt David bij zijn baas. Dan komt hij thuis voor een uur les en het middagmaal. Om 8 uur is hij pas terug voor het avondeten. De weesvader leert de jongens lezen en schrijven. In twee werkjes vinden we: ‘David van der Pijl, out 15 jaren’ en ‘David van der Pijll, oudt 17 jaren’. Op donderdag krijgt hij hervormd godsdienstonderwijs en zondags gaan de kinderen tweemaal naar de kerk. Dat valt bij David in goede aarde, want voor zover bekend is hij een van de weinige elisabethwezen die belijdenis doen.
Bij zijn vertrek in 1762 krijgt de 18-jarige David een kledinguitzet mee en 3 gulden voor gereedschap. Nu kan hij zelf de kost verdienen. Het kwakkelende Culemborg verruilt hij voor het meer welvarende dorp Schoonrewoerd, bij Leerdam. Werkt David er als schoenmaker, of begint hij een eigen boerderij? Op zijn 33e trouwt hij, en overleeft niet alleen zijn eerste, maar ook zijn tweede echtgenote. Of David kinderen had is onbekend. Hij overlijdt in Schoonrewoerd, 71 jaar.
© 2025 - alle rechten voorbehouden - gebouwd door WISCH - Privacyverklaring - Huisregels