Logo wit Elisabeth Weeshuis Museum
44. kobus wammes (1916 2006)

Levenslang

Kobus Wammes (1916 – 2006)

Halfwees Kobus mag naar de Ambachtsschool in Tiel. Dat was toen niet voor iedereen weggelegd. Maar de harde straffen en de liefdeloze opvoeding in het weeshuis laten diepe sporen na. Zelfs nog na zeventig jaar.

Als vader Bernardus overlijdt is Kobus net 2. Moeder Johanna blijft achter met vijf kinderen, zonder inkomsten. Op zijn zesde verjaardag wordt Kobus aangemeld bij het weeshuis. Zus Corrie en broer Jan gaan hem voor. Twaalf jaar brengt hij in de instelling door.

Hierover vertelt Kobus later veel aan zijn kinderen. Ze hebben goed te eten en fatsoenlijke kleren. Kobus mag met zijn goede vriend Frans de Bruin naar de Ambachtsschool in Tiel. Elk jaar ondernemen ze een busreisje. Veel kinderen hadden dat toen allemaal niet. En wat was er anders van me terecht gekomen?, vroeg Kobus zich af.

De jongens in het weeshuis zijn als broers voor Kobus, maar liefde van de weesouders krijgen ze niet. Het leven is hard. Gaat het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Op een ochtend wordt de weesvader plotseling wakker door lawaai. De schuld van de 8-jarige Kobus, vindt hij. Zó hard slaat vader op zijn oor dat het bloed eruit loopt. Kobus houdt er een gehoorbeschadiging aan over.

Met een timmermansdiploma en een gereedschapskist verlaat de 18-jarige Kobus in 1934 het weeshuis. Hij gaat aan de slag als meubelmaker en onderhoudt ook zijn moeder. In de Tweede Wereldoorlog werkt Kobus vrijwillig voor een Duits bedrijf aan de bouw van de Atlantikwall in Noorwegen. De Arbeitseinsatz in Nederland ontloopt hij door zwervend door Europa de kost te verdienen voor zijn familie.

In augustus 1945 meldt Kobus zich voor het Nederlandse leger. De rest van zijn werkzame leven is hij beroepsmilitair. In 1950 trouwt Kobus met Neeltje en ze krijgen drie kinderen. Harskamp wordt hun nieuwe woonplaats, vlakbij de kazerne. Vader Kobus is streng, maar wil altijd het beste voor zijn gezin. Elke zaterdag fietst hij speciaal naar Ede om verse groente te halen.

Als Neeltje in 1994 overlijdt, begint Kobus al te dementeren. Hij zei tegen zijn kinderen: ‘Ik hoop niet dat ik in een tehuis kom, want ik heb mijn hele jeugd al opgesloten gezeten.’ Langzaam komen zijn herinneringen weer boven. Als dagopvang toch nodig is, slaat de onrust toe. Hij voelt zich opgesloten en wil alleen maar weg. Thuisgekomen is hij in paniek: ‘Ik moet op tijd zijn. De weesvader wacht. Straks zit de poort dicht…’ Een sterke man, maar zo angstig als een kind.

Vijftien jaar lang herbeleeft Kobus gebeurtenissen uit zijn weeshuistijd. Bijna 90 jaar oud overlijdt hij.

© 2025 - alle rechten voorbehouden - gebouwd door WISCH - Privacyverklaring - Huisregels