
Als Maria in 1823 de poort van het Elisabeth Weeshuis binnengaat, is niets meer hetzelfde. Ze mist haar familie, maar werkt hard op school. Samen met haar man start ze een eigen kruidenierszaak. Maar haar grootste wens, een eigen gezin, gaat niet in vervulling.
Maria woont met haar ouders Arie en Seijgje op een boerderijtje in de Zandstraat, net buiten de stadspoort. Na de geboorte van Nicolaas verhuizen ze naar de Beusichemse polder Terweijde. Hier wordt Dirk geboren. Plotseling sterft moeder Seijgje (27). Ze laat vader Arie achter met Maria van bijna 6, Nicolaas van 4 en Dirk van 2. Als ook vader overlijdt, gaat de 8-jarige Maria naar het Elisabeth Weeshuis. Haar broertjes moet ze achterlaten bij familie.
In het weeshuis leert moeder Elias haar breien, handwerken en aardappels schillen. Op zondagochtend gaat de hervormde Maria met vader Wittermans naar de kerk. ’s Middags mogen de kinderen wandelen en eens per maand op familiebezoek. Misschien gaat Maria naar oma, of naar oom Johannes Koedam, waar broertje Nicolaas inwoont. Bij andere familie zal ze ook de kleine Dirk wel eens zien.
Nicolaas is in 1825 oud genoeg om ook naar het weeshuis te komen. De kinderen zien elkaar, al is het vluchtig, tijdens het eten, bij de schoollessen en in de kerk. Dirk moet een jaar later naar het weeshuis in Buren. Naar Culemborg is onmogelijk vanwege de strenge toelatingsregels: maximaal twee kinderen uit één gezin. Het contact met zijn zus en broer wordt er jarenlang door verbroken.
Maria is een goede leerling. In 1831 en 1832 wint ze met haar rapport de eerste prijs. Ook godsdienst gaat goed: ze wordt lid van de Hervormde Kerk. Een jaar later is ze 18 en moet ze het weeshuis verlaten. Ze krijgt een uitzet mee van kleding, schoenen en 3 gulden.
Maria komt terecht in Grave, een levendige garnizoensstad in Noord-Brabant. Ze werkt als inwonend winkelmeisje bij een rijke mevrouw met een bierbrouwerij en een winkel. Dan leert ze Johannes Vosch kennen, die net als Maria zijn moeder jong verloor. Ze trouwen in 1853. Bijna twintig jaar werken ze samen hard in hun eigen kruidenierswinkel. Daarnaast zit Johannes als koetsier op de diligence.
Tot hun grote verdriet worden eerst een zoontje, dan een dochtertje levenloos geboren. Bijna tien jaar later, in 1864, komt er toch een kind in huis: neefje Gerardus. Zijn moeder is kort na zijn geboorte gestorven. Maria en haar man nemen hem liefdevol op.
Maria overlijdt in 1870, 55 jaar. Haar man trouwt met hun winkelbediende Hendrina. Samen blijven ze zorgen voor de jonge Gerardus.
© 2025 - alle rechten voorbehouden - gebouwd door WISCH - Privacyverklaring - Huisregels