Een ‘rare tijd’
Leonieke Terlouw blogt

En dan ineens zit je thuis. Nadat ik te horen kreeg dat ik de nieuwe directeur mocht worden van het Elisabeth Weeshuis Museum, had ik zo uitgekeken naar mijn eerste werkweken. De ontmoetingen met de collega’s van het museum, het Weescafé en de vele vrijwilligers. Ik zag uit naar de bedrijvigheid, vrolijke kinderen in het Doe-mee-atelier, fluisterende bezoekers in de museumzalen. Maar direct bij mijn aanstelling werden de deuren van het weeshuis gesloten. Een gemeen virus heeft de stad Culemborg, het land, de wereld in zijn greep. Het is een ‘rare tijd’ hoor je veel mensen zeggen. Misschien bedoelen mensen daarmee dat het vreemd is, dat zij een crisis als deze niet kennen.
Voor mij is het ook voor het eerst in mijn leven dat ik een ernstige crisis meemaak. Ik ben 38 jaar, een kind van de tachtiger jaren. Ik heb geen oorlog meegemaakt en geen honger gekend. Ik profiteer van de verworven vrijheid die wij, dit jaar 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog, herdenken en mogen vieren. Mijn voorgangster, Nicole Spaans, heeft er een indrukwekkende tentoonstelling aan gewijd: Schuilen – onderduik in Culemborg 40- 45. Op de zolder van het museum zijn schuilplekken gereconstrueerd. Je kunt als bezoeker ervaren hoe het is om je te moeten verstoppen achter een schilderij of een dubbele wand.
Nu schuilen wij in onze huizen. Vanuit mijn eigen huis ben ik begonnen met het schrijven van ouderwetse brieven. Brieven aan de vrijwilligers van het het museum. Brieven aan mensen in de stad, de juf, de verpleegster, de dominee. Ik hoop de stad en haar inwoners zo, hetzij op afstand, beter te leren kennen. Hoe ervaren zij deze ‘rare tijd’? Wat zijn hun zorgen en wat doet een crisis als deze met de Culemborgers?
Ik zie uit naar de dag dat de deuren van het museum weer open mogen. Ik vanuit het Weescafé de geur van taart en koffie ruik. Lachende kinderen hoor in het atelier en bezoekers de tentoonstelling Schuilen mag laten zien. Ik zal dan terugdenken aan deze ‘rare tijd’, een periode die in de geschiedenisboeken zal verschijnen en waar, over een tijd, vast en zeker tentoonstellingen over gemaakt zullen worden.